2 Federal interference ?
"No, we shouldn't build houses!"
Volgende hoofdstuk Vorige hoofdstuk Inhoudsopgave
Voor Amerika zijn niet zozeer de grote steden en de wolkenkrabbers
kenmerkend alswel de verspreidheid van de suburbs, het aantal
commuters en het percentage van de bevolking dat in een
koopwoning leeft [7]. Dat hiervoor
enkel de geldende politieke regelingen verantwoordelijk waren is
misschien overdreven, echter, dat het nu eenmaal de volksaard van de
Amerikanen zou zijn lijkt als verklaring eveneens te simpel. De federale
invloed in dit suburbanisatie proces was alles behalve neutraal en de
belangrijkste gevolgen ervan waren alles behalve te voorzien.
De Federal Highway Act (1916) en de Interstate Highway
Act (1956) zijn voorbeelden van overheidsingrijpen die in combinatie
met goedkope brandstof en massaproductietechnieken het autogebruik,
bijvoorbeeld voor het dagelijks tussen werk en woning pendelen (commuting),
enorm deden toenemen.
Op het gebied van de huisvesting was er pas in 1933 echt sprake van
een bewust en invloedrijk overheidsingrijpen. Daarvoor was er
voornamelijk sprake van incidenteel ingrijpen wanneer een bepaalde
situatie uit de hand dreigde te lopen. De belangrijkste reden om als
overheid op de vlakte te blijven was het idee dat het niet de rol van de
staat was om huizen te bouwen. Waar men wilde wonen werd als een te
persoonlijke kwestie gezien om er op overheidsniveau op in te willen
grijpen. Het bouwen van woningen werd voorlopig nog aan het
marktmechanisme overgelaten.
Dit inzicht veranderde wezenlijk met de Great Depression in
1929. Op een bepaald moment werden er per dag ongeveer duizend gezinnen
op straat gezet omdat ze de hypotheek niet meer konden opbrengen, en het
ging hier echt niet zozeer om de working class (die kon zich
destijds nog geen koopwoning permitteren) het ging vooral om een middle
class die nog nooit met armoede geconfronteerd was.
Nu waren de regelingen voor de hypotheken al langer een bron van
zorg voor Mr. Homeowner. Destijds waren het allemaal kortlopende
hypotheken die eens per vijf tot zeven jaar verlengd moesten worden. Dit
maakte de hypotheek erg gevoelig voor de toestand van de economie.
De depressie dwong de overheid in deze situatie in te grijpen om het
land niet naar een nationaal bankroet te laten afglijden. In 1931 deed
Herbert Hoover een goedbedoelde poging door the President's National
Conference on Home building and Home Ownership te organiseren. Hier
werd het verlangen naar een natie van Homeowners voor het eerst concreet
vormgegeven. Voordien leefde dit gevoel voornamelijk in het hart van de
rechtschapen Amerikaan. De conferentie sprak zich uit voor de volgende
verbeteringen die dit ook echt mogelijk moesten maken.
- creëren van langere-termijn hypotheken;
- aanmoedigen tot een lagere hypotheekrente;
- instellen van overheidshulp om ook de lagere inkomens aan een huis
te helpen;
- reduceren van de bouwkosten voor woningen.
De eerste poging om dit in een regeling te gieten faalde. De Federal
Home Loan Bank Act verzorgde hypotheken in gevallen waarin het
risico niet te groot was. Van de 41.000 aanvragen werden er dan
uiteindelijk ook maar 3 (drie!) gehonoreerd.
De tweede poging, de Emergency Relief and Construction Act,
faalde doordat men alleen leningen verstrekte aan instellingen die
daarvoor moesten worden vrijgesteld van belastingen. Dit was alleen in
de staat New York wettelijk mogelijk, waardoor er uiteindelijk slechts
één project (Knickerbocker Village in New York
City) door tot stand kwam.
De volgende president, Franklin D. Roosevelt, bleef met z'n
Greenbelt Town Program, een op de tuinstad gedachte gebaseerd
initiatief, ook steken in goede bedoelingen. Inspirator Rexford G.
Tuxwell verwoordde het aldus: "My idea was to go just outside
centers of population, pick up the cheap land, build a whole community,
and entice people into them. Then go back into the cities and tear down
whole slums and make parks of them" [
8] . De conservatieven torpedeerden deze idealistische plannen van
de democraten. De drie plannen die desondanks gerealiseerd werden kregen
met extreem hoge bouwkosten te kampen. De regeling werd in 1938
definitief geschrapt.
De Home Owners Loan Corporation (1933)
Met de instelling van de HOLC werd het beschermen van homeownership
tot National policy verheven. President Hoover's
financieringsregelingen werden vervangen door leningen met een lagere
rente en langere looptijd (ongeveer twintig jaar). Voor bijna iedereen
kwam het kopen van een woning binnen bereik. Het werd zelfs makkelijker
om nieuwe woningen te kopen dan om bestaande (huur)woningen, vaak in de
binnenstad, te verbeteren.
De hypotheek werd onder de HOLC een typisch en krachtig instrument
voor het be‹nvloeden van de huisvestingsproblematiek. Om het geld
rechtvaardig te verdelen moesten er formele criteria en een formele
procedure ontwikkeld worden. Naast een manier om de waarde van onroerend
goed vast te stellen leverde dit, op het gebied van de financiering van
woningen, een nationale uniformering van procedures op. Dit leidde onder
andere ook tot de praktijk van red-lining. De HOCL ontwikkelde
een manier om buurten in vier categorieën in te delen:
A (groen) new, homogeneous (American business and
profesional men), in demand as residential locations in good times and
in bad;
B (blauw) still desirable, reached their peak, but
where expected to remain stable for many years;
C (geel) definitely declining;
D (rood) in which things taking place in C areas
have already happened.
Deze gegevens werden op een Security Map weergegeven. Uit
deze kaarten kan duidelijk worden afgelezen waar de voorkeuren van de
HOCL lagen. Nieuwe gebieden, eventueel met kronkelende landelijke wegen,
scoorden opvallend beter dan de oudere in het midden van de stad
liggende gebieden. Ook de aanwezigheid van andere etnische groeperingen
bracht de score van de wijk omlaag. Een slechte fysieke staat van een
wijk werd over één kam geschoren met een wijk waarin
zwarten woonden. Rassenonderscheid was niet zozeer een expliciet
onderdeel van de HOCL procedures maar ze gaf er wel aanleiding toe.
Zelfs wetenschappers en sociologen van die tijd waren het er opvallend
over eens dat sommige etnische groeperingen de rating van een
wijk negatief beïnvloedden [9].
Met de HOLC werden deze impliciete noties over 'etnische afkomst als
waarde' op een nationale schaal ingevoerd en formeel gelegitimeerd.
De belangrijkste gevolgen van de HOCL zijn echter niet veroorzaakt
door direct ingrijpen van de kant van de overheid, maar door de reactie
erop van bijvoorbeeld de banken. Door toedoen van het beleid van de
banken werden de impliciet racistische noties tot concrete nadelen voor
bepaalde bevolkingsgroepen.
The Federal Housing Administration (1934)
Hieraan veranderde door instelling van de FHA aanvankelijk niets. De
FHA werd gebaseerd op de door de HOCL gangbaar gemaakte praktijken. De
belangrijkste reden van de FHA was niet zozeer het verder stimuleren van
homeownership, maar het bevechten van de enorme werkeloosheid
die vooral de bouwsector hard had getroffen. In 1944 werd deze regeling
versterkt door de GI-bill die uitgevoerd werd door de VA
(Veterans Administration). Als overwinnaar en bevrijder kwamen
de (16 miljoen)
servicemen terug uit de oorlog. Amerika was het aan z'n droom
verplicht om ook hun een betaalbare woning in het vooruitzicht te
stellen.
"A nation of homeowners, of people who won a real share in their
own land, is unconquerable." - President Franklin D. Roosevelt -
Nu kwam dit voor het eerst voor bijna iedereen binnen bereik. De
looptijd van de gemiddelde hypotheek werd nog langer en het
hypotheekbedrag werd opgeschroefd tot ongeveer 93 procent van de waarde
van het huis (rond 1920 was dit slechts 58 procent). FHA goedkeuring
werd ook in de private sector de garantie voor investeerders.
Door dit vertrouwen in de overheidsgaranties verlaagden de banken de
rente. Het werd zelfs goedkoper om te kopen dan om te huren.
De criteria voor het meten van de kwaliteit in de woongebieden
werden door de FHA verder gepreciseerd. Van de acht criteria [10] kregen 'economische stabiliteit' en 'bescherming tegen
ongunstige invloeden' zestig procent van het gewicht.
single family and suburban middle-class favoritism
Een van de belangrijkste gevolgen van de FHA bemoeienissen was de
leegloop en het verval van binnenstedelijke woongebieden. Nieuwe
woongebieden aan de randen van steden kregen gemakkelijker FHA
goedkeuring. De redenen hiervoor waren niet zozeer anti-urbanisme alswel
de nadruk op het single-family huis en het feit dat het
makkelijker was een lening voor een nieuwe woning dan een lening voor
het renoveren van een bestaande woning te krijgen. Verder kregen de
kredietverlenende instanties de ruimte om zelf de schatting van risico's
te doen wat de all-white subdivision of suburbs stimuleerde.
De voorkeur voor een bepaald type woning werd in 1939 in een
tentoonstelling van de FHA pijnlijk duidelijk. Op de vraag van de FHA
aan vijftig regionale kantoren om plannen van zes typische Amerikaanse
woningen in te sturen kreeg ze voornamelijk inzendingen met bungalows of
huizen in koloniale stijl op grote lappen grond en met oprijlaan en
garage. Dit was later waarschijnlijk ook het beeld dat domineerde bij
het standaardiseren van het ideale huis. Er werden minimale eisen
geformuleerd op het gebied van kavelgrootte, afstand tot andere woningen
en zelfs breedte van het huis. Deze eisen leidden echter ook tot het
naar de schroothoop verwijzen van vele andere types zoals appartementen
en rijtjeshuizen. De Amerikaan wilde zijn vrijstaande eengezinswoning
met een schuin dak en hij kreeg haar (zie het hoofdstuk
The Working Man's Reward).
white middle class suburban ghetto's
De rol van de FHA in het legitimeren van de all-white
middle-class suburb valt niet te onderschatten. Gangbare praktijken
werden tot politiek verheven. Rassenscheiding was politiek correct. En
de gevolgen waren dan ook zelfbevestigend, de binnenstad kreeg steeds
meer slums maar Suburbia was booming. Deze discriminatie
werd pas laat in de zestiger jaren door de FHA min of meer toegegeven,
maar de maatregelen om haar te verhelpen resulteerden in een versterking
ervan. De blanken die nog in de stad woonden kregen door de nieuwe
inspanningen van de FHA de mogelijkheid om alsnog met een goede deal
uit de stad weg te komen. Stadsvernieuwingsbedrijven konden deze huizen
goedkoop verwerven, ze een kosmetische opknapbeurt geven en ze tegen
sterk geïnflateerde prijzen, en met goedkeuring van de FHA, weer
verkopen. Wederom werden hierdoor vooral de bedrijven en de blanke
middenklasse geholpen en aangescherpte rassenscheidingen waren het
gevolg.
Nu kan deze situatie niet geheel de bureaucraten in de schoenen
worden geschoven. Al met al realiseerde de FHA een enorm aantal
woningen. Woningen die tegemoet kwamen aan de al bestaande behoefte aan
vrijstaande zelfstandige woningen. Suburbanisatie was een verschijnsel
dat al lang voor de eerste regelingen bestond. In de steden
verslechterde de toestand. Er ontstonden slums die de overheid
een doorn in het oog waren. Om hier iets aan te doen werd de Public
Works Administration ingesteld. Deze voorzag onder andere in
mogelijkheden om de sloppenwijken uit de weg te ruimen. Aanvankelijk in
de vorm van de
Housing Division, later als United States Housing Authority
werden de eerste grote public housing projecten uitgevoerd. Deze
projecten waren waarschijnlijk haastig gepland, om maar zoveel mogelijk
mensen aan het werk te krijgen. De rechterlijke macht beperkte dit
haastige overheidsingrijpen enigszins via uitspraken over de
rechtsgeldigheid van de manier van grondverwerving en subsidiëring
van projecten als niet in overeenstemming met de grondwet. Herverkiezing
van Roosevelt maakte het toch nog mogelijk om alsnog deze hervormingen
door te zetten en meer invloed in de huisvesting en woningbouw te
krijgen. De woningnood was echter zo hoog, en het tegengas van de
conservatieven nog altijd zo groot dat de overheid nooit genoeg van deze
public housing projecten heeft kunnen realiseren. De aanpassing
van de HA in 1949 moest afdwingen dat de lokale overheden meer
verantwoording voor hun rekening namen waar het ging om public
housing. Veel hielp dit echter niet, en de meeste low-cost
public housing kwam dan ook in de binnenstad, slechts ter vervanging
van slums, tot stand. Suburbia bleef voornamelijk het terrein
van de middle- en working-class. De sloop van de slums
leidde ertoe dat low-income families zich in naburige middle-class
stadswijken vestigden. De oorspronkelijke bewoners verlieten daarop
prompt de wijk met als gevolg dat deze wijken (Brooklyn New York
is er één van) verslechterden. De nieuwbouw op de plaats
van de slums werd een plek voor de underclass een last
resort. Zwarte jeugd noemde deze ghetto's
the projects [11].
Terug nu naar Suburbia
Volgende hoofdstuk Vorige hoofdstuk Inhoudsopgave
|