9
sCrapbook


Bibliografie Vorige hoofdstuk Inhoudsopgave

Na het bestuderen van het leven in Suburbia komen we tot de conclusie dat het leven er beter was dan Alexander ons wilde doen geloven. De door A. te berde gebrachte kritiek op deze voorsteden was niet mals. Maar als we goed kijken zien we dat vele van zijn patronen in Suburbia gerespecteerd werden. Zijn afkeer van de voorstad maakte dat hij dit waarschijnlijk niet zag, of niet wilde zien. Na de kritiek van A. op Suburbia is in dit hoofdstuk de patronentaal zelf onderwerp van kritiek.

De patronen beschrijven fragmenten van een ontwerpproces en monden altijd uit in een fysieke, ruimtelijke of materiële oplossing. Nergens wordt er geconcludeerd: "Sorry, maar voor dit probleem kan de architect helaas geen oplossing bieden". Dit is verontrustend, de vraag komt op: wat laat A. onbesproken, op welke punten werkt het niet?

Gezien zijn kritiek op suburbia, waarin hij blijk geeft van emotionele, niet-rationele oordelen, verbaast het dat zijn patronen zo objectief en precies aandoen. Deze ambivalentie komt tot uiting in een zin als: "There is a central quality which is the root criterion of life and spirit in a man, a town, a building, or a wilderness. This quality is objective and precise, but it cannot be named" [20]. Dit soort concrete vaagheden vraagt om een vorm van geloof vergelijkbaar met religie. A. verleent zijn bijbel [21] objectiviteit via de analogie met de wetenschap, echter, de meeste patronen zijn bijna niet echt wetenschappelijk en empirisch te testen [22]. Daarom hebben we zijn kritiek op Suburbia er ook bijgehaald. We pogen aan te tonen dat het een verzameling clichés met beperkte houdbaarheid en toepasbaarheid is, en willen waarschuwen voor de aanspraak die de theorie maakt op wetenschappelijkheid, die naar ons idee een façade is. Beter is het de patronentaal te vergelijken met een handige receptenbak.

In de kritiek die in het eerste deel ter sprake is gebracht gebruikt A. nog een andere truuc om, bij gebrek aan wetenschappelijke munitie, de evidentie van zijn waardeoordelen te tonen. In verschillende bewoordingen zegt hij eigenlijk elke keer hetzelfde [23]. Alsof zijn vooroordelen over Suburbia hierdoor meer waar(d) worden.

A.'s visie op vooruitgang is dat er in steeds minder ruimte steeds meer patronen verwezenlijkt kunnen worden. Deze ordinary economy of space leidt er uiteindelijk toe dat every building, every room, every garden is better, when all the patterns which it needs are compressed as far as it is possible for them to be. Dit streven omvat naast de wetenschap van het samenpersen van zoveel mogelijk patronen ook de poëtische werking van een gebouw.

De patronentaal is doordrenkt met een nostalgische en arcadische mythologie waarvan we ons afvragen of die in de huidige tijd en in onze huidige steden nog bruikbaar en zinvol is. Volgens ons leidt toepassing van zulke clichés precies tot de kunstmatige landelijkheid die A. in sommige artikelen juist zo verketterde

"The languages which people have today are so brutal, and so fragmented, that most people no longer have any language to speak of at all - and what they do have is not based on human, or natural considerations. We have spent years trying to formulate this language, in the hope that when a person uses it, he will be so impressed by its power, and so joyful in its use, that he will understand again, what it means to have a living language of this kind" [24].

De betweterigheid en hooghartigheid van het bovenstaande fragment is typerend voor de sfeer die de Pattern Language kenmerkt. A. berooft een groot deel van de bevolking van het recht hun eigen 'taal' te spreken. De mensen zullen bij het zien van het resultaat van deze inspannende en moeilijke onderneming vast kunnen stellen dat ze op het verkeerde pad geraakt waren. Misschien heeft A. zich tijdens het schrijven zo lang van de maatschappij afgezonderd dat hij er een beetje van vervreemd geraakt is.

De proliferatie van vormen die onder andere het Postmodernisme kenmerkt moet een gruwel zijn voor de, eerder fenomenologisch, ingestelde A. In de patronentaal wordt alle mogelijke moeite gedaan om ze aan een sociale praktijk te verbinden, om ze aan de ervaringswereld te koppelen. En dan komt de Postmodernist die, vrijheid blijheid, het allemaal niet zo nauw neemt met juist deze aspecten, en vrolijk vormen collageert. Je zou deze vorm van Postmodernisme als een patronentaal kunnen zien. De patronentaal gelezen als stripverhaal. Postmodernisten hebben nooit veel moeite gehad met het absorberen van een vormentaal of ideologie. Dat ook de patronentaal in hun pluralistische kraam past valt A. niet te verwijten. Hij heeft het de Postmodernisten echter ook niet echt moeilijk gemaakt. De presentatie van de patronen leent zich makkelijk voor een hap snap kiezen van patronen die snel tot (vaak stereotype) vormen te herleiden zijn. Natuurlijk was dit nooit de bedoeling van A.

Soms echter liet zelfs A. zich van een Postmoderne kant zien en liet hij de sociale context en de ervaringswereld van de bewoner vallen voor een staaltje esthetisch imperialisme.

"So we began experiments, to find out exactly how to paint the colour. These experiments took almost two weeks of continuous work [ha!] painting one mock-up after another, slightly changing colours, until we finally discovered just exactly how it must be done ... It went on day after day ... intensified by the lack of understanding of the people round about, who felt that it should all be white, or who simply could not understand how carefully, with what concentration, it is necessary to keep going through trial and error, over and again, to get a thing just right " [emphasis and humour added by MC and DMA] [25]

Bovenstaand fragment illustreert meerdere van de hierboven genoemde kritiekpunten. De precieze formulering ("experiments", "exactly how it must be done") en de vaagheid ("find out", "trial and error", "just right"). De ridiculiteit van het tafereel. Het beeld van de esthetische specialist die door de leek niet begrepen wordt, en daardoor eerder nog aangemoedigd wordt. Iemand die via een bijkans magisch proces uiteindelijk precies de juiste toon weet aan te slaan. A. wil maar niet accepteren dat 'goede vorm' zowel door high- als door low-brow culture en door gewoonte bepaald is en poogt dit te overstijgen door een universele rationaliteit te claimen [26]. Juist in een pluralistische wereld waarin alle grote naar universaliteit strevende theorieën (in filosofentaal: meta-narraties) onder vuur liggen (en terecht). While his method is primarily phenomenological, it is a limited phenomenology that cannot be broadly applied as a means of strengthening the theory since the theory is protected by denying the legitimacy of pluralistic values.

En hiermee willen we eindigen.


Bibliografie Vorige hoofdstuk Inhoudsopgave